De tijd van vorming en opleiding omvat zeven jaren (bij een gunstige vooropleiding zes jaren), in de verkorte route zes jaren (zie beneden). In die jaren is de geestelijke vorming heel belangrijk, want de priester is op de eerste plaats een man Gods. Het ‘hart’ van het seminarie is dan ook het leven met en vanuit God. Elke dag staat de Eucharistieviering centraal. Ook worden ‘s ochtends en ‘s avonds de laudes en vespers samen gebeden en gezongen. Elke ochtend is er een stille tijd voor meditatie en geestelijke lezing. ’s Avonds is er gelegenheid tot gezamenlijk rozenkransgebed of aanbidding van het Allerheiligste Sacrament. Het sacrament van de biecht krijgt een regelmatige plaats.

Gedurende het jaar zijn er maandelijks zogenaamde ‘stille dagen’, dagen die helemaal aan het gebed en de meditatie zijn gewijd. Daarnaast doet elke seminarist in de zomervakantie een retraite, een langere aaneengesloten tijd van bezinning en gebed. Tot de geestelijke vorming behoort ook het ingroeien in de celibataire levensstaat en de deugd van zuiverheid die daarbij past. Om een echt persoonlijk leven met God op te bouwen is het belangrijk regelmatig gesprekken te voeren met de geestelijke leidsman (spirituaal) en de biechtvader.