De bisschop van Roermond beslist over de toelating van de student, die de hele opleiding (minor of major) of de tweejarige route voor docenten wil volgen. Toegelaten kunnen worden rooms-katholieke, kerkelijk praktiserende mannen en vrouwen, die onbe­spro­ken zijn van gedrag en ver­leden, en die zich uit roe­ping en om boven­natuurlijke motieven willen in­zetten voor de Kerk. De student dient te leven in overeenstemming met de morele normen van de Kerk. De gehuwde student dient een goed en stabiel christelijk huwelijk te leiden. De echtge­no(o)t(e) dient akkoord te gaan met het volgen van de opleiding en de (latere) uitoefening van het gewijde ambt respectievelijk de pastorale functie. Zijn/haar gezin dient positief met de Kerk verbonden te zijn.

Behalve interesse in het leven en de zending van de Kerk, wordt van de student ver­wacht dat hij/zij in zekere mate op de hoogte is van de katholieke geloofs- en moraalleer en dat hij/zij deze wil onder­schrijven; dat hij/zij bekwaam is om met men­sen om te gaan en dat hij/zij een behoorlijke algemene ont­wikke­ling en vooropleiding bezitten (tenminste HAVO / MBO - niveau), c.q. reeds een onderwijsbevoegdheid bezit. Over het algemeen wordt vereist dat de student beroepsmatig werkzaam is of – indien van toepassing - de huishoudelijke zorg draagt voor een gezin. Een goede lichamelijke en psychische ge­zondheid is vereist. Indien hiertoe aan­leiding bestaat kan om een gezond­heidsver­klaring worden ver­zocht.


Procedure voor toelating tot de opleiding

De student meldt zich aan bij de bis­schop of bij de rector van de oplei­ding. Aannamegesprekken worden gevoerd met de bisschop, de rector en de spirituaal. De student reikt een korte levensloop aan (curriculum vitae), een doop- en vormselbewijs en, indien van toepassing, een kopie van de huwelijksakte, en kopieën van de relevante diploma’s. Verder dient de student de namen van enkele referentiepersonen te noemen. De eigen pastoor wordt ambtshalve gevraagd. Indien de student wordt toegela­ten, ont­vangt hij een schriftelijke beves­ti­ging.